Het in kaart brengen van de stappen die de gebruiker doorloopt en de verbeterkansen ontdekken.
Aan de hand van de inzichten die zijn verkregen via de field research.
De CJM bestaat uit 4 fases. De 4e fase bestaat uit een hoogte en diepte punt. In het hoogte punt zal de zelfhulp en zelfrelfectie een positied gevoel geven aan de doelgroep, maar later de doelgroep zal later in conflict komen en een meer negatieve emotie ervaren in die fase. Dit zal leiden tot het opnieuw beginnen van de journey fase 1.
Naast fysieke gezondheid wordt de mentale gezondheid ook steeds meer gezien als een belangrijk onderdeel dat de kwaliteit van leven van de mens bevorderd. De afgelopen jaren is er een groeiende groep jongeren die hier dan ook meer aandacht aan besteed. Meer dan de generatie die hun voor is gegaan, denkende aan hun ouders en grootouders.
Ook onder de jongvolwassenen met een niet-westerse achtergrond is die groei merkbaar. In dit project wordt met niet-westerse jongvolwassenen het volgende bedoeld: jongeren (18+) die geboren of opgegroeid zijn in Nederland, maar waarvan beide ouders of in iedergeval één ouder niet in Nederland geboren noch opgegroeid is. De Meest voorkomende landen van herkomst zijn Turkije, Marokko, Suriname en de voormalige Nederlandse Antillen. Ondanks de groei in bewustzijn en het willen werken aan de mentale gezondheid, is er toch een kloof tussen zorgnood en zorggebruik, wanneer het aankomt op het behandelen van mentale problematiek onder de niet-westerse Nederlandse jongvolwassenen.
-lichtere psychische problemen; die door de huisarts of praktijkondersteuner kunnen worden behandeld. -Lichte tot matige geestelijke gezondheidsproblemen en chronische (stabiele) problematiek; waarbij de jongeren dan doorverwezen worden door de huisarts naar de basis GGZ(geestelijke gezondheidszorg). De behandeling binnen de basis-GGZ gebeurt door psychiaters, psychotherapeuten, klinisch psychologen en GGZ-psychologen. -Ernstige psychische problemen; die worden behandeld binnen de gespecialiseerde GGZ, bovendien door psychiaters, psychotherapeuten, klinisch psychologen en GZ-psychologen. (Dit deel laat ik misschien nog achterwege, omdat ik niet zeker weet hoe benaderbaar deze groep is en in hoeverre ze vrij staan bij het zelf uitkiezen en of dat überhaupt gezien wordt als verstandig).
Mogelijke stigma binnenin cultuur en religie laat ik in dit project buiten beschouwing, omdat ik na aanleiding van interviews met de doelgroep al heb bevonden, dat dit geen directe invloed heeft op de probleemsituatie en de doelgroep het stigma niet perse ziet als actieve oorzaak van de zorgdrempel. Wel heeft dat stigma wellicht gevolgen tot het hebben van jeugdtrauma’s en de manier van handelen van de doelgroep zelf.
Het probleem doet zich voort wanneer de doelgroep kampt met mentale problemen en dit bij zichzelf opmerkt of wordt geadviseerd om hulp te zoeken of aan het begin staat van een situatie die kan uitgroeien tot een mentaal probleem. De doelgroep kan in een GGZ traject zitten, zijn afgehaakt of nog niet in aanraking zijn geweest met een GGZ traject.
-De personen die al opzoek zijn geweest naar mentale hulpverlening. -De personen die momenteel zoeken naar mentale hulpverlening. -En de personen die nog van plan zijn om te gaan zoeken.
-Het niet weten waar te beginnen bij het zoeken naar passende hulpverlening. -Het willekeurig worden toegewezen aan een hulpverlener zonder introductie. -Het niet kunnen identificeren met de hulpverleners. -De lange wachttijd.