Welke mentale problemen zijn er zichtbaar in de doelgroep?
-Identificatie met de zorgaanbieder. -Informatie over type hulp. -Bespreekbaar maken. -Drempel omlaag helpen. -Doorlopen van zorg en niet afhaken.
"Psychische klachten en aandoeningen komen in het algemeen vaker voor bij mensen met
een niet-westerse migratieachtergrond dan bij mensen met een Nederlandse achtergrond.
Dit algemene beeld is te zien bij zowel jeugdigen als volwassenen. Van belang is om aan
te geven dat er aanzienlijke variatie bestaat tussen en ook binnen herkomstgroepen in het
vóórkomen van psychische problematiek (Generieke module Diversiteit, 2018). Ter
illustratie wordt hieronder ingegaan op een aantal bevindingen uit Nederlands onderzoek,
vooral onder jeugdigen of volwassenen. Voor zover ons bekend zijn er weinig gegevens
openbaar specifiek voor jongvolwassenen met een niet-westerse migratieachtergrond".
“Werkende mensen met één of meer psychische aandoeningen verzuimen in totaal gemiddeld 36 dagen per jaar. 21 dagen hiervan betreft direct verzuim (afwezigheid) en 15 dagen indirect verzuim (wel aanwezig maar minder werk verricht of het werk minder zorgvuldig verricht). Onder werkenden met een stemmingsstoornis is het verzuim het hoogst; zij verzuimen in totaal 57 dagen per jaar waarvan 35 dagen direct en 22 dagen indirect verzuim. Onder de mensen met een middelenstoornis is het verzuim het laagst.”
https://www.trimbos.nl/kennis/cijfers/psychische-gezondheid-ggz
“Individuele problemen kunnen weer leiden tot maatschap-pelijke gevolgen, zoals schooluitval, financiële problemen, Mentale gezondheid, suïcide of criminaliteit.”
https://www.rivm.nl/sites/default/files/2019-05/011281_120429_RIVM Brochure Mentale Gezondheid_V7_TG.pdfvvv
”Één op de twaalf jongeren van de leeftijd 12 tot 25 jaar wordt als psychisch ongezond gekwalificeerd”.
“Ten slotte is vaker genoemd dat de culturele achtergrond van de peer educator onder- steunend kan zijn bij het vinden van aansluiting”
“Een van deze peer educators vertelt dat leerlingen met een migratieachtergrond thuis niet gewend zijn om openlijk spreken over hun gevoelens”.
“Vanuit mijn ouders en de cultuur bij ons thuis heb ik meegekregen dat het niet kan, dat er niet over wordt gepraat. De schuld wordt heel erg bij jezelf neergelegd. (...) Een klas met veel leerlingen met een migratieachtergrond zegt niet heel veel, waarschijnlijk ook door dat het aangeleerd is. Je ziet dat het vragen oproept en ze nadenken, maar ze praten er niet over (..) Cultuur speelt hierin zo’n grote rol. Mensen waarmee jongeren zich kunnen identificeren kunnen laten zien; het kan ook anders, het hoeft niet zo. De cultuur heeft niet perse gelijk, je hoeft je er niet voor te schamen”. -Peer educator 1, vrouw
“Dat leerlingen met een migratieachtergrond het moeilijker vinden om over psychische problematiek te spreken, wordt ook herkend door een ervaren peer educator met een autochtone achtergrond. Hij merkt op dat culturele achtergrond een rol kan spelen, maar zeker ook de sociaaleconomische omgeving waarin een jongere opgroeit en dat het zinvol is om bij de match tussen peer educator en klas rekening te houden met ervaring en (culturele) achtergrond”.
“Mijn eigen persoonlijke ervaring met opgroeien in armoede dat het dusdanig veel stress geeft, dat je bezig bent met je eerste levensbehoeften, je hebt geen tijd voor emoties en je leert minder om erover te praten. Bij de mensen met lagere-inkomensgroepen moet je als peer educator vaak meer je best doen om ze te laten praten. Het valt op dat in rijkere wijken er vaak minder taboe lijkt te zijn om te spreken over psychische problematiek. Mensen met een migratieachtergrond zitten relatief vaker in de andere groep, die hebben minder ruimte voor deze onderwerpen.” -Peer educator 10, man
“De leerlingen lijken met enige regelmaat niet de veiligheid binnen de klas te voelen om zich op dit thema kwets- baar op te stellen of geven aan sowieso geen steun te zoeken bij klasgenoten. Zo stellen geënquêteerde mbo’ers (18+) dat zij psychische problemen bij voorkeur bespreken met vrienden of de huisarts”.
CBS (2018). 1 op de 12 jongeren is psychisch ongezond. Geraadpleegd via https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2018/45/1-op-de-12-jongeren-is-psychisch-ongezond de Winter-Koçak, S, Klooster,E, van Vugt, R.(2019). MIND Young Academy evaluatieonderzoek. geraadpleegd via: https://www.verwey-jonker.nl/wp-content/uploads/2020/07/118056_mind-young-academy-2.pdf
“Een op de vier mensen tussen de 18 en 25 jaar was in de eerste helft van 2021 psychisch ongezond. Dat is een stijging van 10 procentpunt ten opzichte van 2020.” https://nos.nl/artikel/2396262-cbs-kwart-jongvolwassenen-heeft-psychische-problemen?fbclid=IwAR3sxYir6oRItDxnd_W7WkwRXAuFsLRWIWXSrcbcD0_qB4Vy3fOicRBZKjo
https://www.at5.nl/artikelen/183076/niet-westerse-studenten-hebben-vaker-last-van-psychische-problemen
“In 2008 zei Helberg in NRC dat ‘hulpverleners zich moeten verdiepen in de achtergronden van hun cliënten’. In de zomer van 2019 zei hij in debatcentrum Pakhuis de Zwijger dat systeemtherapie, waarin familie en vrienden betrokken worden bij de behandeling, veel beter werkt voor zijn zwarte cliënten.”
“Landelijke bekendheid kreeg hij als Zomergast bij het interviewprogramma van de VPRO in 2017, waarin hij de psychiatrie verbond met racisme, de homo-emancipatiebeweging met de burgerrechtenbeweging en afwezig vaderschap met het slavernijverleden.” “Bij een behandelmethode die rekening houdt met de nalatenschap van eerdere generaties en van grotere verhalen uit de wereldgeschiedenis zoals het slavernijverleden en de Tweede Wereldoorlog.”
“Maar om dat te behandelen, vond hij het westerse model voor psychiatrie, dat is gericht op het individu, te beperkt. Als ‘transcultureel’ psychiater leerde hij te kijken naar de patiënt in zijn omgeving met behulp van kennis uit alle windstreken: noord, oost, zuid én west.”
“Autochtone Nederlanders hebben geleerd alleen te reflecteren op het ik, het zelf, zegt Helberg. Maar niet-westerse migranten reflecteren ook vanuit de groep. In plaats van te vragen: hoe voel je je? kun je dan eigenlijk beter iets vragen als: wat zou je oma nu adviseren?”
“het Nederlandse systeem is gericht op het individu. Familiesessies bestaan niet als declaratie. ‘En als ik met een tweede therapeut wilde werken omdat het te groot werd, moest ik allerlei trucs verzinnen.’ Daar komt langzaam verandering in. ‘Sinds een paar maanden mag een deel van de therapie systeemtherapie zijn.”
“Mensen uit een monocultuur zullen net zo goed een blik moeten hebben naar hun grootouders. Het lijkt alsof het witte denken bestaat uit afsnijden. Ouders? Hoef ik niet meer te zien. Grootouders? Niet belangrijk. Maar je bent een product van alle lagen boven jou. Een wit persoon maakt problemen vaak individueel, maar iedereen heeft verbinding nodig. Jij hebt bepaald gedrag aangeleerd, je hebt geleerd om op een bepaalde manier met emoties om te gaan. Ik help je al die lagen af te pellen en tot je kern te komen.”
" Met zijn vingers tekent Helberg een kubus in de lucht. ‘Dit is iemands black box. Net als in de zwarte doos van een vliegtuig komen er van allerlei kanten data binnen. Je wilt weten: wat is er ingegaan?’ Hij onderscheidt vier ‘ingangen’: migratie, ontwikkeling, maatschappij en vooroordelen".
“Maar ook bij witte mensen kan migratie spelen. ‘Bij een verhuizing van Maastricht naar Amsterdam kan iets verloren zijn gegaan. Limburgers kunnen te maken krijgen met vooroordelen.’ En dat kan relevant zijn voor de behandeling.”
‘Westerse therapieën zijn erg gericht op het hoofd. Binnen de westerse wereld wordt ratio veel belangrijker gevonden dan emotie.’ Mensen uit ‘zijn’ cultuur worden vaak gezien als emotioneel, zegt Helberg, en mensen uit een witte cultuur als rationeel.”
“Dat er een ‘witte blik’ over de behandeling van zwarte mensen gaat, leerde Helberg van de Surinaamse dokter Percy Werners. Hij noemt hem zijn ‘vader in de psychiatrie’. Werners en hij werkten samen op Curaçao toen Helberg net was afgestudeerd. Werners vertelde dat witte dokters op het eiland geen depressies diagnosticeerden bij zwarte mensen, omdat die niet de klassieke westerse symptomen vertoonden. Ze lachten en dansten nog, zagen er piekfijn uit.”
“Dat totaal verkeerd worden begrepen, zag Helberg ook in Nederland. In zijn studiemateriaal kwam voorbij dat niet-westerse mensen geen vermogen tot reflectie zouden hebben en daarom niet depressief zouden kunnen worden. ‘Migrantenpatiënten gaan op hun paasbest naar de keuringsarts, zetten hun beste beentje voor, en de arts concludeert: mevrouw is niet ziek, zieke mensen zien er niet zo goed uit.”
“Door je er erg van bewust te zijn dat wat jij denkt niet neutraal is. Dat je een gedegen opleiding moet hebben om je stereotypen over gekleurde mensen uit je denken te verwijderen. Stereotypen als “je zult wel geen vader hebben”, of dat agressie in je natuur ligt.” “Een jongen met emotieregulatieproblemen kwam eens naar zijn praktijk omdat een vorige psychiater zijn agressieproblemen wijdde aan de zwarte huidskleur van z’n vader.”
“In Nederland wordt de behandelaar opgeleid om een zo ‘neutraal’ mogelijke houding aan te nemen, zegt Helberg.”
https://www.vn.nl/glenn-helberg/?token=ZG9QVXdCTDVvMkVoUHk3RUhpV1ZOR3JxL0lKdmJPSDVWZUVsRVFIdExXMD0
In de meeste ontwikkelde landen bestaan er aanzienlijke verschillen in de toegang tot geestelijke gezondheidszorg voor zwarte bevolkingsgroepen en etnische minderheden (black and minority ethnic BME). We hebben geprobeerd om de gepercipieerde belemmeringen voor de toegang tot geestelijke gezondheidszorg voor mensen met deze achtergronden vast te stellen om de ontwikkeling van effectieve en cultureel aanvaardbare diensten te informeren om de gelijkheid in de gezondheidszorg te verbeteren.
Uit dit onderzoek bleek dat er twee grote factoren zijn die er voor zorgen dat etnische minderheden minder snel gebruik maken van de zorg die aanwezig is voor mentale problematiek. De twee factoren zijn gegroepeerd als:
herkenning van mentale problemen
sociale netwerken
geslachtsverschillen
culturele identiteit en stigma
financiële factoren
wachttijden
taal
communicatie
reageren op behoeftes
macht van autoriteit
culturele naïviteit, ongevoeligheid en discriminatie
bewustzijn van services
“Deelnemers identificeerden 2 brede thema’s die de toegang tot geestelijke gezondheidszorg beïnvloedden. Ten eerste omvatten persoonlijke en omgevingsfactoren het onvermogen om psychische problemen te herkennen en te accepteren, positieve impact van sociale netwerken, onwil om psychologische problemen te bespreken en hulp te zoeken bij mannen, culturele identiteit, negatieve perceptie van en sociaal stigma tegen geestelijke gezondheid en financiële factoren.
Ten tweede waren factoren die van invloed zijn op de relatie tussen de gebruiker van de dienst en de zorgaanbieder de impact van lange wachttijden voor de eerste beoordeling, taalbarrières, slechte communicatie tussen gebruikers en aanbieders van diensten, onvoldoende erkenning of reactie op behoeften op het gebied van geestelijke gezondheid, machtsevenwicht en autoriteit tussen diensten gebruikers en aanbieders, culturele naïviteit, ongevoeligheid en discriminatie ten aanzien van de behoeften van gebruikers van BME-diensten en gebrek aan bewustzijn van de verschillende diensten bij gebruikers en aanbieders van diensten”.
Inzichten en conclusies voor het product -Verenigd koninkrijk als voorbeeld/vergelijking nemen -2 grote oorzaken: persoonlijke en omgevingsfactoren + relatie tussen service en zorgmedewerker -Barrières gevormd door: verschil in cultuur en sociale normen -Invloed van angst, stigma’s
https://bmjopen.bmj.com/content/6/11/e012337
https://migratie.arq.org/sites/default/files/domain-51/documents/arq016_def_sociale_kaart_landelijk_web_4-51-1573556205229265067.pdf